Je bloedgroep is erfelijk bepaald. Je wordt er mee geboren en je houdt hem de rest van je leven. Toch kan het gebeuren dat je bloedgroep verandert. Na een stamceltransplantatie krijgen patiënten namelijk de bloedgroep van de donor. Een aandenken voor het leven.
Leukemie
Een stamceltransplantatie is soms het laatste redmiddel om leukemiepatiënten te genezen. Voor de transplantatie krijgen ze een zeer zware behandeling met chemotherapie en eventueel bestraling. Dit vernietigt de stamcellen in het beenmerg. Daarvoor in de plaats krijgen de patiënten stamcellen van een donor.
Als het transplantaat goed aanslaat, gaan de donorstamcellen nieuwe bloedcellen voortbrengen. Het is voor de patiënt een levenslange bron van rode bloedcellen, bloedplaatjes, en witte bloedcellen, de afweercellen. De nieuwe rode bloedcellen hebben de bloedgroep van de donor. Die hoeft niet de zelfde bloedgroep te hebben als de patiënt.
Weefselkenmerken
Of iemand geschikt is als stamceldonor heeft namelijk niets met zijn bloedgroep te maken. Daarvoor is een goed match met de weefselkenmerken, de zogeheten HLA moleculen, nodig. Deze kenmerken zitten op alle cellen van je weefsels en organen. Een goede HLA-match helpt te voorkomen dat de nieuwe afweercellen van de donor het lichaam van de patiënt als vreemd gaan zien en aanvallen.
Verschillende bloedgroepen
Waarom hoeft de bloedgroep niet te matchen? Na de transplantatie zijn zowel de rode bloedcellen als de afweercellen van de patiënt afkomstig van de donor. Voor het afweersysteem zijn de rode bloedcellen dus oude bekenden, die ze met rust laten.